Henk-Reints.nl
juni/november 2007

DE ROMEINSE, DE JULIAANSE EN DE GREGORIAANSE KALENDER

De Romeinen hadden heel vroeger een kalender die hoofdzakelijk was gebaseerd op de maanfasen. De kalender telde slechts 10 maanden, waarvan maart de eerste was:

1 Martius genoemd naar de Romeinse oorlogsgod Mars
2 Aprilis mogelijk een verbastering van Aphrodite, de Griekse
naam voor Venus, de godin van de liefde, maar
het kan ook afkomstig zijn van aperire = openen
3 Maius genoemd naar de godin Maia
4 Iunius genoemd naar de godin Juno
5 Quintilis Latijn voor vijfde
(zie verderop hoe deze maand omstreeks 44 v.C. Iulius werd)
6 Sextilis Latijn voor zesde
(zie verderop hoe deze maand omstreeks 8 v.C. Augustus werd)
7 Septembris Latijn voor zevende
8 Octobris Latijn voor achtste
9 Novembris Latijn voor negende
10 Decembris Latijn voor tiende

Deze maanden begonnen oorspronkelijk telkens bij het daadwerkelijk waarnemen van de nieuwe maansikkel en in de winterperiode lag de boel als het ware even stil, waarna men in het voorjaar weer bij maart begon. In een later stadium werden aan het eind van het Romeinse jaar de wintermaanden Ianuarius en Februarius toegevoegd, waarmee Februarius dus de laatste maand van het jaar werd. Ianuarius is genoemd naar de god Janus, en Februarius waarschijnlijk naar februa, wat reinigings- of verzoeningsmiddelen betekent. Op 15 februari vierden de Romeinen Lupercalia, een vruchtbaarheidsfeest waar purificatie (zuivering, loutering) een onderdeel van was.

Het Genootschap Onze Taal heeft ook een maandnamenuitlegwebbladzijde en op
deze leuke Afrikaanse webblaai staat ook Waar die maande van die jaar hul name gekry het.

Op de eerste dag van de maand werden allerhande belangrijke zaken voor de komende maand omgeroepen. Die dag heet daarom de Kalendæ van de maand, afgeleid van calare, wat roepen betekent (herken je het Engelse call? En snap je nu waar het woord kalender vandaan komt?). De middelste dag van de maand heette de Idibus of Ides, en dan was het volle maan.

Behalve de Kalendæ en de Idibus was er nog een speciale dag, die ongeveer samenviel met het eerste kwartier van de maan. Die dag was de Nonæ, ofwel de negende dag voor de Ides, waarbij de Ides zelf ook werd meegeteld (dus rekenkundig is de Nonæ acht dagen vóór de Ides). De dag vóór zo'n speciale dag werd Pridie (uitspraak = pri-di-jè) genoemd, dat betekent zoiets als "dag ervoor".

En nu is al een tipje van de volgende sluier opgelicht: de Romeinen hadden een in onze ogen ietwat aparte manier om de dagen van de maand te tellen. Ze telden namelijk af tot en met de eerstvolgende bijzondere dag zoals Kalendæ of Idibus, waarbij die dag zelf als één werd geteld. De dagen van de maand waren dus volgens onderstaand schema:

Kalendæ, ... iii, Pridie, Nonæ, viii, vii, vi, v, iv, iii, Pridie, Idibus, ... vi, v, iv, iii, Pridie,
en dan weer Kalendæ etc.

Bijvoorbeeld:
de dag die wij 21 maart noemen werd xii Kalendas Aprilis genoemd mijn verjaardag (18 november) is xiv Kal. Dec.

Een gemiddelde maanmaand duurt iets meer dan negenentwintig en een halve dag, zodat een periode van twaalf maanmaanden (een maanjaar) ongeveer elf dagen korter is dan het zogeheten zonnejaar, dat op de seizoenen is gebaseerd. Daardoor moest men af en toe een hele maand tussenvoegen om maart in het voorjaar te houden. Daarvoor werd dan Februarius ingekort tot drieëntwintig dagen en daarachter werd een maand van zevenentwintig dagen tussengevoegd die Intercalaris of Mercedonius heette. Omdat hiermee per saldo een correctie van ongeveer tweeëntwintig dagen werd gedaan (zevenentwintig minus de inkorting van Februarius) moet dit, astronomisch gezien, om het jaar hebben plaatsgevonden, maar mij is niet bekend of dat door historische bronnen wordt bevestigd. Wel is behoorlijk zeker dat de Romeinen er - om politieke en andere oneigenlijke redenen - een (on)behoorlijke puinhoop van hadden gemaakt en de kalender liep op een gegeven moment ongeveer 3 maanden voor op de seizoenen.

Julius Caesar heeft dit rechtgetrokken door invoering van een verbeterde en veel nauwkeurigere kalender, waarvoor hij advies had ingewonnen bij Sosigenes van Alexandrië. Het jaar 46 voor Christus maakte hij 445 dagen lang, zodat de winter weer op VIII Kal. Jan. begon en de lente op VIII Kal. Apr. (25 maart) (Hè? 25? Ja!). Vanaf 45 voor Christus is zijn kalender - op een kleine wijziging in 1582 na - de kalender die wij vandaag de dag nog steeds gebruiken. Deze Juliaanse kalender is niet meer op de echte maan gebaseerd maar alleen maar op het zonnejaar. De maanden, die voorheen ongeveer afwisselend negenentwintig en dertig dagen telden, werden alle met één verlengd om het verschil tussen het maanjaar en het zonnejaar op te vangen. De lengtes werden, geteld vanaf maart:


31,30,31,30,31,
31,30,31,30,31,
31,28.

Caesar is hier later voor eeuwig voor geëerd doordat de maand Quintilis (zijn geboortemaand) naar hem is genoemd: Iulius ofwel juli. Doordat de maan niet meer van belang was, werden de Kalendæ, Nonæ en Idibus op vaste dagen van de maanden gezet, en wel zoals in de tabel na de volgende alinea.

In die tabel staan twee kolommen voor Februarius; de tweede geldt voor schrikkeljaren. Omdat het jaar namelijk niet precies driehonderd vijfenzestig dagen telt maar ongeveer een kwart dag meer, heb je na vier jaar een hele dag te weinig geteld, wat door Caesar als volgt werd gecorrigeerd. Hij voegde die dag in vóór de sextile (klemtoon op de eerste lettergreep) van de kalendae van Martius. De sextile is de zesde dag als je de dagen achteruit telt waarbij je op 1 maart met 1 begint, dus in een gewoon jaar is dat 24 februari. Deze ingevoegde dag werd dan de bissextile (bis = tweemaal). Hierdoor was de invoeging dus soortgelijk als voorheen toen februari werd ingekort tot 23 dagen en er dan een hele maand (de Intercalaris) bijkwam. In een schrikkeljaar zag Februarius er dus uit zoals in de tweede kolom van de tabel. De sextile viel dan dus, in ons rechtvooruit-rekensysteem, op de 25e en de bissextile ofwel schrikkeldag was dus 24 februari!

Deze kalender, met dus de maanden zoals wij ze kennen en elke vier jaar een schrikkeldag op 24 februari (bissextile) heet de Juliaanse kalender, omdat die dus door Julius Caesar is ingevoerd.

In het Calendarium kun je bij februari lezen (in de opmerking die onder de kalender staat) hoe die bissextile, dus de schrikkeldag op 24 februari, effect heeft op de heiligenkalender. De viering van St. Matheus vindt plaats op de sextile, in gewone jaren dus op 24 februari, maar in schrikkeljaren op 25 februari!
Overigens heeft de Europese Commissie een aantal jaren geleden in al haar wijsheid bepaald dat vanaf het jaar 2000 de schrikkeldag in de Europese Unie officieel op 29 februari valt. Alsof dat nou echt belangrijk is... Ik hou het in ieder geval bij de klassieke methode: 24 februari is de schrikkeldag. Punt uit.

Vervolgens deden de Romeinen iets heel doms, het waren immers rare jongens... Ze maakten van het vierde jaar telkens een schrikkeljaar en telden dat ook meteen als eerste jaar van de volgende "schrikkelcyclus", dus zoals hieronder aangegeven:

Per saldo was er dus elke drie jaar een schrikkeldag. Toen men deze vergissing ontdekte had men er ondertussen drie teveel gehad en de toen regerende keizer heeft deze fout gecorrigeerd door drie keer een bissextile over te slaan (in 5 v.C., 1 v.C en 4 n.C.). En deze keizer zou geen waardige keizer zijn als hij zichzelf niet belangrijk genoeg zou vinden om in navolging van Julius Caesar een maand naar zichzelf te noemen: Sextilis werd Augustus, want zo heette deze keizer.

Op internet vind ik echter ook pagina's waarop wordt gesteld dat de maanden voordat Augustus deze correctie deed een ander lengte hadden: aug 30, sep 31, okt 30, nov 31, dec 30, jan 31, feb 29 [30 in bissextile], en dat Augustus net als Julius Caesar ook 31 dagen in "zijn" maand wilde hebben en toen de hedendaagse maandlengtes heeft ingevoerd. Voor zover ik kan nagaan is het echter onzeker of dat inderdaad historisch juist is.
Aangezien februari, volgens vrijwel alle bronnen die ik op internet kan vinden, op de oude Romeinse kalender wel degelijk tot 23 dagen werd ingekort om ruimte te maken voor de intercalaris, en omdat Julius Caesar de schrikkeldag als bissextile invoerde, lijkt het mij erg onwaarschijnlijk dat februari toen 29 dagen zou hebben geteld, want dan zou Caesar's bissextile niet op dezelfde plek zijn tussengevoegd als voorheen de intercalaris.

Vanaf 8 n.C. is er keurig elke vier jaar een schrikkeldag geweest, totdat in 1700 op de Gregoriaanse kalender voor het eerst een schrikkeldag werd overgeslagen (zie ook The Calendar FAQ).

De Juliaanse kalender is niet helemaal nauwkeurig, want het jaarlijkse overschot van een kwart dag is in werkelijkheid net iets minder. In de zestiende eeuw had men becijferd dat er ongeveer elke honderd vierendertig jaar een schrikkeldag teveel was geweest, waardoor er ondertussen een zodanige verschuiving had plaatsgevonden dat de lente niet meer op XII Kalendas Aprilis (21 maart) begon, maar reeds op V Idibus Martii (11 maart). Samen met de geringe onnauwkeurigheid van de zogenoemde maancyclus, die inmiddels vier dagen uit de pas liep, betekende dit dat Pasen vaak niet meer op de juiste dag werd gevierd, "tot verdriet van de gelovigen en met bespotting door de goddelozen". Paus Gregorius XIII heeft daarom in 1582 een kalenderhervorming doorgevoerd, waarbij de volgende correcties werden aangebracht:

  • Er werden in oktober 1582 tien dagen overgeslagen door van IV Non. Oct. (4 oktober) direct over te gaan op de Ides (15 oktober). Daardoor zou voortaan de lente weer op XII Kalendas Aprilis (21 maart) beginnen, wat de kerk zeer belangrijk vond;
  • de schrikkelcyclus van één schrikkeldag per vier jaar werd aangepast. De genoemde dag per honderd vierendertig jaar is vrijwel precies hetzelfde als drie per vierhonderd jaar. Daarom werd gekozen om voortaan de honderdvoudige jaren alleen nog maar schrikkeljaar te laten zijn als ze door vierhonderd deelbaar zijn. Dat werd in 1700 voor het eerst effectief, 1700 was géén schrikkeljaar op de Gregoriaanse kalender. Ook 1800 en 1900 waren gewone jaren, maar 2000 was wel weer een schrikkeljaar. 2100, 2200 en 2300 zullen weer gewoon zijn en 2400 weer schrikkel;
  • de reeds genoemde maancyclus werd gecorrigeerd met 8 dagen per 25 eeuwen.

Van de oorspronkelijke teksten die ten grondslag liggen aan deze Gregoriaanse
kalenderhervorming heb ik op deze site een aantal Nederlandse vertalingen gemaakt.

Door deze hervorming zou het begin van de lente voor eeuwig op XII Kalendas Aprilis (21 maart) blijven. Dachten ze. In werkelijkheid heeft de Gregoriaanse kalender nog steeds een beetje teveel schrikkeldagen: eigenlijk zouden we elke 3226 jaar nóg een schrikkeldag moeten overslaan.

Zoals dus gezegd, werd met de Gregoriaanse kalender ook een correctie aangebracht op de berekening van de maanfasen, die inmiddels vier dagen uit de pas liep. De (erg nauwkeurige!) aangebrachte correctie van acht dagen per vijfentwintig eeuwen volgens een schema van zeven keer een dag om de driehonderd jaar en dan een correctiedag na vierhonderd jaar was hiervoor de oplossing. Door al deze correcties werd Pasen weer teruggezet op de juiste datum, de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Voor eeuwig...

N.B. de eigenlijke definitie van de paasdatum is: de eerste zondag na de eerste Luna XIV (veertiende dag van de maan) die op of na XII Kalendas Aprilis (21 maart) valt, waarbij het niet om de echte maan gaat maar om een berekende denkbeeldige maan die af en toe afwijkt van wat de echte maan doet. En dus ook gewoon 21 maart en niet het echte begin van de echte lente. Tegenwoordig begint de astronomische lente meestal op 20 maart...

De juiste berekening van de paasdatum vind je hier (grotendeels in het Engels, maar er staat ook een Nederlandse toelichting).


Henk-Reints.nl